Beste mensen,

het is maandag, 6 december 2021, 12 uur 38. De wereld buiten mijn roze bubbel is grijs en koud. Boven mij loopt een kudde olifanten rond… gaat mijn huis instorten? Toch maar weer oordoppen in en koptelefoon met harde muziek op? Beter van wel… anders raak ik gestoord…
Zo als jullie het kunnen lezen: vandaag ga ik aandacht besteden.
Wat betekent dat eigenlijk? Aandacht besteden? Is aandacht besteden aan iemand altijd positief? Of kun je ook negatieve aandacht geven? Mag je aandacht aan jezelf besteden? Of ben je dan egoïstisch?

aan·dacht (de; v(m))
1 oplettendheid, belangstelling: de aandacht trekken opvallen; de aandacht vestigen op
Van Dale

Voordat ik in mijn “persoonlijke lockdown” ging heb ik best veel aandacht van mensen getrokken. Kreeg ik onder ander te horen dat ik stom ben. Dat ik geen verstand van medicijn heb. Dat ik geen arts ben. Of immunoloog. Of viroloog. Dat ik al té lang niet meer als biologe werk – en uit die reden ook niet mee mag praten over de “huidige situatie”. Of juist: “Jij bent toch biologe – hoe kun je dan in g’s naam zo neerbuigend over de “huidige situatie” praten!” Dat ik maar wakker moest worden en op internet moest kijken. Of juist – dat ik teveel op internet kijk. En dat google me dan alleen maar dingen laat zien die ik graag wil zien.
Vrijwel opvallend is dat mensen je graag béoordelen en véroordelen voordat ze überhaupt luisteren naar jouw kant van het verhaal. Wie van ons kan nou écht beweren dat hij goed kan luisteren? Ik hoor dat vaak van verschillende kennissen en vrienden. Dat ze goed kunnen luisteren, bedoel ik. En ik zeg dat ook graag over mezelf. Maar is het waar?

Op school heb ik een paar jaar les psychologie gehad. Spannend, hoor. Niet dat ik er goed in was. Niet dat ik er nog veel van weet. Wat ik me wél herinner is een of ander experiment om vast te stellen hoe goed je nou werkelijk luistert tijdens een gesprek of discussie.
De meeste mensen proberen om hun mening, overtuiging – hun kant van het verhaal aan iemand kwijt te raken. Als een ander praat denk je op zich al na over je reactie – en daarom luister je minder goed naar wat er nou precies gezegd wordt.

Geloof je dat niet? Nou, doe dan het volgende experiment. Deden we toen op school. Verzin een onderwerp ter discussie, zo als bijvoorbeeld: “Paraplu’s – beschermen ze écht?” Twee mensen plus één moderator – eentje pro, de andere contra. Dus, de gene die zegt dat paraplu’s wél beschermen zou kunnen argumenteren: “Als het regent en je gebruikt een paraplu wordt je minder snel nat.” Verzin maar iets leuks. Doe dat een paar minuten, gewoon beide partijen lekker hun kant laten verdedigen. Op geen moment zegt de moderator dan: “Ok, nou, laten we maar ff anders doen. Voordat iemand zijn mening uit moet die éérst herhalen wat zijn tegenstander zo net zei…”.
Sindsdien probeer ik dat in vrijwel elk gesprek. In mijn hoofd herhaal ik eerst even wat mijn tegenover zei voordat ik ga reageren. Daarom raak ik meestal mijn draad kwijt, weet ik niet meer wat ik eigenlijk ging zeggen…
Het is inmiddels 13 uur 56. De olifanten zijn nog steeds bezig. Zelfs met oordoppen in en keiharde muziek uit mijn koptelefoons hoor ik ze nog bonken en stampen. Dat maakt het schrijven wat ingewikkeld.
Weten jullie wat het probleem is? Waar ik elke seconde van de dag over nadenk, wat me bezig houd? Wat mijn aandacht trekt?

Wat is waar en wat is niet waar? Is er überhaupt nog één waarheid? Zonet las ik een bericht van iemand die zelfs Corona had – erger nog, zijn vrouw lag op IC met Corona. Dat raakt me heel erg. Zelfs ken ik ook iemand met “long Covid” gevolgen.
En toch – begrijp me nu niet verkeerd! En toch vraag ik me af… vraag ik me zo veel dingen af. Mag je daarom paniek saaien – mag je de hele wereld op slot zetten – mag je de vrijheid van alle mensen beperken? Zijn er niet juist door al die strenge maatregelen ook slachtoffers gevallen? Ik heb echt geen antwoord, hoor. Ik hou me aan de regels. Op eentje na – ik zal me nooit laten prikken.
Laten we nou aandacht aan mijn verleden besteden. Toen ik een meisje van elf was (jo, meer dan dertig jaar geleden) was de inenting voor de “rodehond” verplicht. Een kinderziekte die ik met een jaar of vijf of zo al had. Alleen jonge vrouwen moesten gevaccineerd voor het geval dat ze ooit kinderen zouden willen hebben. Dus werden toen alle meiden op school uit hun klaslokaal getrokken – zonder dat hun ouders ervan wisten… Braaf stonden mijn vriendinnetjes en ik in een rij in afwachting van de prik…

Van mijn vader, een huisarts en vormalige chirurg, wist ik, dat de kans om een kinderziekte twee keer in je leven op te lopen en er ziek van te worden vrij klein is. Waarschijnlijk zou je hem nooit in je leven meer krijgen. Plus, zelfs op die leeftijd wilde ik nooit kinderen.
Op geen moment was ik aan de beurt. Stond ik dus voor een hele reeks mensen in het wit, als klein braaf meisje, zwetende handen, korte adem… en zei ik toen: “Voordat u mij gaat prikken moet ik toch even iets vragen…” Je zag de reacties van de serieuze volwassen mensen al… “Oh? Een kind met een vraag? Wat krijgen we nou?” Ik mocht wel mijn vraag stellen.
“Volgens mijn vader, een huisarts en collega van U, Dr. med. Edralin G. is de kans dat u een kinderziekte twee keer in uw leven kunt oplopen bijna miniem. Ik heb de rodehond gehad, daar heeft mijn vader voor gezorgd. Dus, waarom wilt u mij nu enten tegen iets dat ik in alle waarschijnlijkheid nooit meer kan krijgen?” Arts: “Nou, meisje, bij vrouwen is het wel belangrijk, want ze willen misschien ooit kinderen krijgen. En dan zou je alsnog schaden bij je kind op kunnen lopen ook al wordt je zelf niet meer ziek.” Omdat hij geen verdere reactie meer verwachte pakte hij met een brede glimlach zijn spuit.
“Maaaaaaaaaaaaaaar, meneer!” ik dus weer. “Dan is het vrij simpel. Ik ben niet van plan om ooit kinderen te krijgen. U mag mijn vader bellen. Hij legt het U met alle liefde uit. Zijn we dan klaar en mag ik terug naar mijn klas?” Dat mocht. Later heb ik nog met mijn vader over gepraat – en ben ik alsnog geënt. Maar – en dat is belangrijk – hij heeft precies uitgelegd waarom!

Zes jaar later, ik was 17 en zat in de VS bij een gastfamilie. HIV / Aids was toen nog een vrijwel nieuwe ziekte. De moeder van mijn gastvader werkte in een kinderopvang. Midge, mijn gastmoeder, en ik gingen er een keer op visite. En ja, ik hou niet van kinderen ook toen al niet.
Ik herinner me nog goed aan een kamer met allemaal kinderbedjes voor de baby’s. Er waren zeker wel een stuk of tien van die kleine bedjes met kinderen – ze sliepen of speelden met een of ander volwassen mens. Op eentje na. Één bed stond wat verder van al die andere bedden vandaan…

Midge: “Waarom staat dit bed nou verder weg van alle andere bedden? En waarom is er niemand voor dat kindje?”
Mimi: “Nou, moet je horen. Dat kind heeft HIV. Dat is best wel eng. Dus moeten wij voorzichtig zijn en gaan we er niet onbeschermd heen.”
Midge: “Oh, natuurlijk niet. Dat begrijp ik helemaal…”
Wat krijgen we nou, dacht ik zo bij mezelf. HIV? Daar heb ik toch met mijn vader over gepraat! En de kans om zomaar besmet te raken door hoesten of niesen… die is er bijna niet. Hoezo isoleren de volwassenen nou zo een kind?
Ik dus naar het kind en ja – het keek me aan en begon te glimlachen en spetteren – wat baby’s nou eens doen. Ik zou hier wel graag willen zeggen, dat mijn hart open ging. Dat ik het schattig vond. Dat ik sindsdien niets liever wil dan zo een klein knuffelig dingetje van mezelf. Ehm… nee. Ik vond het niks. Maar ik moest gewoon een goed voorbeeld geven – dus heb ik het in mijn arm genomen… Heeft het geholpen? Dat weet ik niet meer. Daar gaat het ook niet om. Het kleintje vond het heel erg leuk.

Waar gaat het dan wél om? Kijk, dat weet ik eigenlijk ook niet zo goed. Misschien gaat het om mijn opa? Dat hij tegen mij zei dat ik altijd zelf moet denken. Dat ik niet met wie dan ook mee moet lopen. Dat ik zelf beslissingen moet nemen. Dat ik vragen moet blijven stellen. Dat ik uit mijn eigen overtuiging moet handelen. Niet omdat iemand oplegt wat ik moet doen.
Maakt me dat stom? Maakt me da dwars en recalcitrant? Asociaal? Misschien wel.
Maar het maakt me ook “Luisa”…
een mens…
met sokken…

Liefs,
de geitenwollensokkenmens.