
Beste mensen,
het is zondag, 06 Maart, 14 uur 49. Ik ben thuis. Achter mijn computer. Buiten op straat staat een bakje met appels… cadeautje voor mij? Of is het een grapje? Mijn straatnaam heeft iets met appels te maken… Alweer een lichtblauwe hemel – dat is mooi. Geen mensen op straat op moment. Maar die paar die langs liepen keken net zo verbaasd naar de appels als ik. Altijd die appels… misschien was het Newton? Of sneeuwwitje?

Één week en twee dagen geleden ging Nederland weer “open” voor mensen zo als ik. Één week en twee dagen geleden mochten wij weer deelhebben aan het sociale leven. Één week. Twee dagen. Geen muilkorf meer in de winkel. Geen vermomde meer op mijn werk. Geen QR code…
Ik moet heel eerlijk zeggen dat het me niet eens is opgevallen – dat de mensen geen masker meer ophebben bedoel ik. Af een toe loopt er nog een of ander Duitser met zo’n ding op naar binnen. Dat valt me nog wel op.

Hoe gaat het mij er mee? Hmm… geen idee. Je zou denken dat ik heel erg blij ben. Dat ik meteen weer naar mijn favoriete kroeg ging. Of naar de karaoke. Dat ik de winkel binnen liep en boodschappen deed zonder paniekaanvallen. Zonder hartbonken. Zweterige handen. Dat ik het gemist heb – de praatjes met vrienden en kennissen lekker buiten op een terrasje.
Is dat zo?

Maandag kwam Johan me ophalen van mijn werk. Mijn manager zei nog tegen mij: “En, Luisa? Gaan jullie lekker een terrasje pakken?” Ik schrok er van – had er helemaal niet bij stil gestaan dat het weer mocht. Dus, mijn reactie was: “Nee, hoor, ik denk dat ik er nog een paar maanden mee ga wachten.”
De tijd in mijn zelfgekozen isolatie heeft wel iets met mij gedaan. Heeft mij veranderd. De reacties die ik een half jaar geleden kreeg van mensen om me heen zijn niet zo maar “auf taube Ohren gefallen”. Ze vonden me stom. Ze vonden me een gevaar. Asociaal. Hoe vaak heb ik gehoord dat ik de prik moet nemen? Uit zorgen om mijn gezondheid. Uit zorgen dat ik eenzaam zou raken. Hoe vaak heb ik gehoord dat de mensen bij mij op visite zouden komen? Dat ze me gingen steunen. Niet in de steek gingen laten? Promises… promises…
Het halve jaar heeft inderdaad iets met mij gedaan. In welke zin, hoor ik jullie vragen?
Waarschijnlijk ben ik altijd wat egoïstisch geweest – nu is het helemaal zo. Ik kan en wil me niet meer aanpassen. Alles wat ik wil is mijn eigen ding doen. Niet wachten op andere mensen. Niet naar hun luisteren. Op Johan na is er niemand van mijn Nederlandse kennissen geweest die bij me langs kwam.

Ze hebben me buiten gesloten. Ze hebben me niet meer uitgenodigd voor spelletjes avonden of een borreltje of een verjaardag. Het enige sociale contact dat ik had was op mijn werk (en Johan).
Hoezo? Zeggen jullie het maar. Wat wél zo is – op één na zijn al mijn kennissen en vrienden hier geprikt. Iedereen had minstens een “g”. Ik niet.
Dus heb ik me nog meer terug getrokken. Heb ik alle sociale contacten maar afgebroken. Wou ik niemand meer zien, niemand meer horen. Werd ik dag om dag, week om week, maand om maand verdrietiger en kwader. Op mezelf. Op de mensheid. Op alles.

En bang. Ik geef het toe. Ik ben bang geworden. Bang om naar buiten te gaan onder de mensen. Bang dat ik – als ik iets tegen de prik of wat dan ook zeg – weer uitgescholden wordt. Bang voor de vermomde in de winkels en op mijn werk. Bang voor verplichte prikken. Bang dat ik niet meer mag werken omdat ik zo ben als ik ben.
En nu mag ik weer.
Die maandag met Johan gingen we spontaan een terrasje pakken. Het voelde vreemd. Heel anders. Ik bedoel, we hebben een half jaar lang toch ook gewoon met elkaar bij elkaar thuis gezeten. Wat is het verschil tussen thuis en in een kroeg?
Gelukkig was het mooi weer. Ik ging een plekje zoeken ver vandaan van andere mensen. Binnen zitten durf ik nog niet aan. Toen we er zaten kreeg ik ineens zin om naar ons favoriete kroeg te gaan. Had ik moed gevat. Ik was wel wat zenuuwachtig.

Om het kort te houden – er kwamen mensen bij ons aan tafel zitten. Het was helemaal niet zo eng als ik het had verwacht. Ze gingen me niet belachelijk maken. Sommige hebben hun excuses aangeboden. Werd ik zelfs weer uitgenodigd op verjaardagen of op visite…
Maar… helpt me dat?
Nog niet. Het gaat nog wat duren totdat ik weer vertrouwen kan scheppen in de mensheid. Kijk, het is namelijk ook zo: wat hebben hun van die twee jaar nou echt geleerd? Realiseren ze wel wat er gebeurd is in de wereld? Geloven… (ja, ik gebruik dit woord ff expres) geloven ze nog steeds dat de prik inderdaad het “wondermiddel” is? Dat de wereld uit die reden nou ineens terug kan naar “het normaal”?

Ik heb er geen antwoord op. Wat ik zie is dat ik in die twee jaar niet in het ziekenhuis beland ben van wegen Corona. Daar ben ik blij om en heel dankbaar. Niet geprikt. Nog niet dood. Nog niet ziek. Hoe kan ik dan zeggen dat de prik geholpen heeft? De geprikte mensen die ik ken worden nu ziek of zijn positief getest. Mensen met die ik veel contact heb…
Ach, ik dwaal weer af. Dit is, denk ik, een verhaal voor een ander moment.

Liefs,
de geitenwollensokkenmens.